Bij truilen, ook wel wegen genoemd, wordt een boot vanaf de waterkant voortgeduwd door middel van een stok, zoals een punterboom. In Giethoorn werd vooral getruild met de punter en het vlot. Bij de punter is de achterste spant verhoogd om het truilen mogelijk te maken: de zogenaamde truilkorf.
Door de punterboom achter op de punter klem te zetten, kan de punter worden bestuurd. Een roer achter de punter is dan dus niet nodig. Om naar de kant toe te sturen wordt de kont van de punter van de kant af geduwd, om van de kant af te sturen wordt de kont naar de wal toe getrokken. De punter is makkelijker te sturen als het roer wordt afgenomen. Het roer geeft namelijk een extra vertraging op de stuurbewegingen.