De Gieterse bok

De Gieterse bok is het grootste vaartuig van het gevaer. Het ongeveer 12 meter lange vaartuig wordt met een lange stok, de punterboom, voortbewogen, net als de meeste andere vaartuigen in Giethoorn. De bok werd vroeger gebruikt voor vervoer van grote en zware vrachten zoals koeien, melkbussen en hooi. Een vol geladen bok met hooi kon net onder de Gieterse bruggen door.

De bok is het grootste vaartuig van de Gieterse voertuigenfamilie, het gevaer. Het vaartuig wordt met een lange stok voortbewogen, geboomd. Het heeft ook een roer om de vaarrichting mee te kunnen regelen. In de bok met hooi werden loopplanken geplaatst waar overheen gelopen werd tijdens het bomen (punteren). Naast de bokken die werden gepunterd, waren er ook bokken waarop een zeil stond: een zogenoemd sprietzeil. Soms kwam een bok voor met een kleine opbouw.

Hier is te zien hoe de bok werd gebruikt als vervoersmiddel voor hooi.

Vroeger werd de bok in Giethoorn, maar ook in andere plaatsen in de Kop van Overijssel, bedrijfsmatig gebruikt. Hij werd gebruikt voor vervoer van bijvoorbeeld koeien, mest, hooi, veen en turf. De koeien stonden om en om in de bok. De ene met de kop aan bakboord en de andere met de kop aan stuurboord. De bok was groter en duurder dan bijvoorbeeld de punter. Omdat de bok niet dagelijks nodig was, hadden punterbouwers vaak meerdere bokken (en vlotten) in bezit die ze verhuurden voor een bepaalde periode. 

Tegenwoordig wordt de bok gebruikt als rondvaartboot. Voor dat doel is op het onderschip, dat duidelijk afgeleid is van de bok, een overkapping gebouwd. Hij wordt niet meer met de stok voortbewogen maar is uitgevoerd met een motor. De bok heeft dus een ontwikkeling doorgemaakt van zeer praktisch vervoer van goederen tot pleziervaartuig.

 

Het vlak, de platte onderkant van ongeveer 5 cm dikke planken, loopt aan de voor- en achterzijde iets omhoog, ongeveer 5 cm. De planken van het vlak worden door stevige balken van ongeveer 8 cm dik bijeengehouden. Om de stevigheid van dit langere voertuig in de lengte te garanderen worden de boorden (opstaande zijden) van de boot met twee brede planken uitgevoerd. De “stijfheid” over de breedte van de boot wordt bereikt door de ongeveer 14 korven, “de spanten”, die ongeveer 48 cm van elkaar worden geplaatst. Aan de voor- en achterzijde wordt een plecht aangebracht. Dit is een klein dek op het schip. Deze wordt aan de binnenkant ook weer verstevigd. Het roer is ongeveer 1,50 meter hoog en 1,28 m breed.

 

De enige overgebleven bouwers van deze vaartuigen in Giethoorn zijn de scheepswerven Schreur en Wildeboer.

Andere artikelen uit het thema 'Het Gevaer'
Uitgelicht
Andere thema's