Een eendenkooi bestaat uit een zoetwaterplas omringd door een kooibos. De plas heeft één of meer zogenaamde vangpijpen; een smalle sloot met aan weerszijden schermen, die uitmondt in een vanghokje. Een eendenkooi is bedoeld voor het vangen van eenden. Overvliegende eenden worden hiervoor gelokt met makke en staleenden, die de kooiker dagelijks voert. Met behulp van de tamme eenden en zijn kooikershondje lokt de kooiker de wilde eenden die in de kooiplas landen in een van de vangpijpen, tot ze tegen de zogenaamde spiegel vliegen. Dit is een schuingespannen net aan het einde van de pijp. De eenden vallen dan naar beneden en kruipen naar de enige uitweg die hen rest: het vanghokje. De kooiker sluit het hok zodat de eenden gevangen zitten.
De vroegere eendenkooien werden gebouwd van natuurlijke materialen, o.a. wilgen en essen hout en riet. Direct na de plaatsing in de kooi begon de veroudering en teruggang van de kwaliteit van de materialen. Dit betekende veel onderhoud aan de kooi.